Familieverhalen

Mijn bezoek met zoon Marcel aan het plaatsje Velpen (5 september 2000).

Ons aller Wout schrijft er over: Het gerucht gaat dat van der Velpen van adellijke afkomst zou zijn. Het was voor hem de inspiratie om een onderzoek naar onze stamboom te ondernemen. Van dat resultaat mogen wij nog steeds profiteren.

Als kind heb ik dit gerucht ook vernomen en vooral via mijn broer Paul heb ik daar een bepaald beeld bij gekregen. Ik zal U hier mijn idee geven en een gevolg daarvan.

Ik begreep dat Rosalia Louisa Anna van der Velpen (wij noemden haar tante Roos), de zus van mijn opa Petrus van der Velpen (05-07-1895) onderzoek had laten plegen naar de stamboom van van der Velpen. Het resultaat zou zijn geweest dat wij stammen uit een adellijke familie uit Frankrijk. Wij waren in het bezit van een kasteel, dat ons door de roofridders ontnomen is. De onderbouwing van onze adellijkheid was de R in onze naam. Ook was bekend dat er ruzie in de familie was geweest waarna de adellijke tak als van der Velpen was doorgegaan en de niet adellijke tak als van de Velpen. Het deed ons goed toen neef Ben van der Velpen het familiewapen via Wout onder ogen kreeg, waaruit bleek dat er wel degelijk ruzie in de familie geweest is. Een onderbouwing van het verhaal van tante Roos. Ben heeft ons familiewapen in een asbak vereeuwigd.

Dit gerucht heb ik in leven gehouden toen mijn zoon Marcel nog klein was. Ik heb hem het verhaal van het kasteel verteld en ook dat de roofridders het hadden afgenomen. Dat sprak hem wel aan en op een dag in september in het jaar 2000 trokken wij de stoute schoenen aan en gingen naar het plaatsje Velpen in Belgie. Dat kwam ook omdat ik het plaatsje had ontdekt in “Het beste boek van de weg” van de ANWB. Bespaart U zich het zoeken als U de nieuwste versie van dit boek hebt, want het plaatsje Velpen staat er niet meer in: het bestaat niet meer!

Dat we stammen uit Belgie in plaats van Frankrijk was voor mij toch wel een desillusie, maar wat Marcel en ik in Belgie allemaal te horen kregen was toch wel weer een reden om erg trots te worden.

Zoals gezegd togen Marcel en ik op een zaterdag in september naar Velpen met als doel ons gestolen kasteel terug te vorderen. Marcel was toen 8 jaar en zag ons al zitten in de grote zaal van het kasteel.

Wij togen via Brussel naar Halen en volgens de kaart was het simpel: vervolg de weg bij Halen en je rijdt vanzelf het plaatsje Velpen in.

Aldus reed ik de weg op en voordat ik het wist stond ik met mijn auto in het volgende dorp zonder een bord Velpen gezien te hebben. Dat was een tegenvaller, maar een Velpen geeft niet snel op. Wij gingen naar een restaurant dat volgens mijn kaart in het plaatsje Velpen zou moeten liggen en we namen er iets te eten. Bij het betalen gaf ik mijn creditkaart met mijn naam erop om te betalen. De man had het meteen door en sprak mij aan. Wij mochten direct mee naar de achterkamer waar hij veel foto’s had hangen van de 1e wereldoorlog en de Slag der Zilveren helmen. Iedere 2e week-end in september is er feest in Halen ter herdenking van deze slag waarbij WIJ de duitsers hebben verslagen. Het museum ter ere van deze veldslag was gesloten, maar speciaal voor Marcel en mij kwam er iemand naartoe om het te openen

opdat wij konden aanschouwen hoe heldhaftig er gestreden was in die 1e wereldoorlog. Onderwerg naar het museum ben ik samen met Marcel op de foto gegaan bij

de rivier “De Velpe” om ons bezoek te vereeuwigen.

Na het bezoek aan het museum hebben we de begraafplaats bezocht om te kijken of er een Velpen begraven ligt. We zijn de graven stuk voor stuk afgegaan, maar geen Velpen gezien. “Ze waren zo goed om niet neergeschoten te worden” heb ik Marcel toen maar verteld. Ik was toch bezig een gerucht in stand te houden. Dit kon er dan ook wel bij.

Tot slot gingen we op zoek naar ONS kasteel. En we vonden een gebouw dat er wel eens op zou lijken. Het werd zwaar bewaakt. “Zie je wel dat ze bang zijn dat we het terug komen halen” zei ik tegen Marcel. “Ze hebben het zwaar bewaakt” merkte ik op, maar Marcel liet zich niet afschrikken. Hij had het in zijn hoofd om het terug te halen, dus ging hij het hek door. “Pas op” merkte ik op “er zijn honden”. Ik gaf als advies om terug te komen met veel meer Velpens om zo ons eigendom terug te halen.

En aldus gingen we trots vanwege de 1e wereldoorlog en teleurgesteld vanwege geen kasteel weer terug naar Amsterdam.

We waren ook wel een beetje teleurgesteld dat het plaatsje Velpen niet meer bestond. De meneer van het restaurant vertelde dat het bestaansrecht van een dorp of stad in Belgie gebaseerd is op de aanwezigheid van priesters of nonnen. Aangezien de Franciscaners uit Velpen vertrokken waren was het plaatsje Velpen opgeheven en bij Halen betrokken.

Wie zich geroepen voelt een abdij te stichten in Velpen om zo ons dorp weer op de kaart te zetten dient zich te bedenken dat ons aller Wout zich afvraagt of wij wel uit het plaatsje Velpen komen. Onze naam kan ook een andere oorsprong hebben en misschien staat het kasteel dat van ons gestolen is dan ook op een andere plek.

Frank van der Velpen (17-09-1955)

_________________________________________________________________________________________________

Opa en oma.

Wij hadden het altijd over ”Opa van Oma”. Dat was de vader van mijn vader. Zo spraken we ook van “Oma van Opa” en dat was dan vanzelf de moeder van mijn vader. We hadden ook nog “ Oma van de Lange Trein” en dat was de moeder van mijn moeder, want die woonde bij het Muiderpoort station. Er was geen “Opa van de lange trein”, want Opa van de Lange Trein was al dood toen ik geboren werd. Bovendien heeft die nooit bij het Muiderpoort station gewoond.

Wij hadden dus maar één opa en oma die bij elkaar hoorden: Opa en Oma van der Velpen. Die woonden in de Bernard Loderstraat 26 in Amsterdam West.

Bernard Loderstraat

Dat was redelijk dichtbij waar wij woonden, in de Wildeman 12, twee hoog. Fietsafstand eigenlijk. Dat kwam goed uit, want vader had geen auto. Zomers kon je het óók belopen. De Bernard Loderstraat lag achter de burgemeester de Vlughtlaan. Tramlijn 14 reed daar en bus 38 ook, geloof ik. Soms gingen we ook wel eens met de bus naar opa en oma, maar dat was zelden, want dat kostte geld en dat was er in de regel niet zo heel veel.

Meestal gingen we dan ook op de fiets: de Ookmeerweg op, langs de sportvelden, langs de Zeevaartschool en langs de Sloterplas. Dan was je er al bijna. Afslaan vóór de Texaco en dan meteen weer rechtsaf.

Opa en oma woonden in het eerste huis op de hoek. Het was een apart huis. Tenminste, dat vond ik. Een spannend huis. Er lag een garage aan gebouwd en je moest één trap op in het trappenhuis om bij Opa en Oma binnen te komen. Dan kwam je in de hal en daar was ook weer een trap naar beneden. Heel raar. In de hal, boven die trap die naar beneden ging (en ook naar boven trouwens, maar dan moest je beneden aan de trap staan) hing een schilderij dat me mateloos imponeerde: de Willem Barendsz, waar ome Eddie en Ome Harry mee meegeweest waren om walvissen te vangen. Onvoorstelbaar, zoiets.

Bernard Loderstraat

In het huis met de zonwering woonden opa en oma.

In de hal had je ook de WC, de kapstok, de deur naar een slaapkamer en de deur naar de keuken. Een lange keuken, die uitkwam op het balkon aan de straatkant.

Vanuit de hal kwam je ook in de huiskamer.

In de huiskamer, met een aangrenzende slaapkamer woonden Opa en Oma. Opa had een stoel bij de kachel, met een staande asbak, want opa was verwoed roker. In de hoek van de kamer stond een KNOERT van een Grundig radio met een pick up aangesloten op de AUX ingang. Opa hield van opera en allerlei soort muziek die ik niet begreep. Oma was vaak in de keuken en schonk koffie, thee of prik. Oma hield van schoon. Voor zover ik kan beoordelen was het ook altijd brandschoon in de Bernard Loderstraat.

Opa hield van bloempjes en plantjes. Er was een raam in de huiskamer waarachter opa geraniums hield. Die roken zo raar. Je weet wel, zoals geraniums kunnen ruiken. Gronderig. Als ik geraniums ruik, denk ik aan opa.

Soms nam opa ons mee de rare trap af naar beneden. Daar woonden óók mensen. Tante Corrie en Ome Henk. Ome Henk deed altijd raar. Hij maakte altijd grapjes enzo. Tante Corrie en Ome Henk hadden een deur in de huiskamer die op een tuin van één vierkante meter uitkwam. Die tuin lag precies in de schaduw van de garage, dus véél zal er niet gegroeid hebben. Geraniums in ieder geval wél. Er lage rode tegels in de tuin. En er was een heg.

Tante Corrie en ome Henk hadden een kleine keuken, weet ik nog. Met een, wat nu zo mooi een Close In boiler heet. Magisch ding vond ik dat. Heel anders dan de geiser thuis en toch heet water, wauw!

Meestal gingen we naar Opa en Oma als er feest was. Dan was in de regel het huis van Opa en Oma vol. Want Opa en Oma hadden véél kinderen en daarmee ook véél kleinkinderen. Dan speelden we met elkaar, binnen en buiten en holden we de rare trap op en af, zeer tot wanhoop van oma denk ik.

Met een beetje mazzel waren op zulke feesten ook Ome Wout en Tante Letta en Ome Jef en Tante An van de partij, want die woonden ver weg en dat was altijd spannend. Kon je je neefjes en nichtjes van ver weg weer eens ontmoeten!

Op zulke feesten bleven we ook vaak eten. Dan werd de grote tafel uitgeklapt, een groot, wit tafelkleed eroverheen gelegd en het deftige servies gebruikt om de tafel te dekken. Hoe opa en oma dat flikten weet ik niet, maar op een goed moment zat toch echt de hele meute met een bord voor zijn snuffert. Dan begon opa het gebed en hield iedereen zijn snavel. Als opa bad, hield je je porum dicht. En anders kreeg je gewoon een slag voor je harses.

Dan aten we soep. Groentesoep. Met gehaktballen. Daarna groente en aardappelen. Meestal iets wat ik niet lustte. Deftige groenten zoals lof of zo.

Soms gingen we ook wel patat halen: Opa en oma hadden een schitterend uitzicht op een knoert van een flatgebouw waar een hotel in gehuisvest zat. Geloof ik. In het L vormige gebouw zat een tunneltje. En in dat tunneltje zat een snackbar: een donkere achenebbisj vond ik het, maar de patat was wel lekker.

Ome Henk en vader haalden liever een loempia bij de Chinees een paar honderd meter verderop.

Hotel Slotania met rechts naast de poort de snackbar en het flatgebouw van opa en oma.

Opa en oma. Opa wist altijd zo boeiend te vertellen. Zo van: “Zeven rovers zaten om een staaf ijs. “Piet, “ zei de roverhoofdman, vertel jij eens een mooi verhaal!” “ Dat is goed,”zei Piet, en hij begon: ”Zeven rovers zaten om een staaf ijs…..”Van dat soort dingen. Opa kon ook goed knutselen. Opa knutselde voor mij een treintunnel van gips en gaas, met plastic boompjes. En een seinhuis van gips en een peperbus. De werkplaats van opa was in één van de garages die tegen het huis van opa en oma gebouwd was. Oma was van zorgen. En schoonmaken.

Zo gingen de jaren voorbij. de kinderen van opa en oma werden ouder, de kleinkinderen ook, Tante Corrie en Ome Henk gingen uit huis en het huis in de Bernard Loderstraat werd groot en leeg. Het bezoek op de feesten werd minder en ieder ging zijn weg. Op een zeker moment ben ik zelf naar opa en oma gefietst, Timo was mee geloof ik. Dat vonden opa en oma geweldig, zomaar bezoek van hun kleinkinderen. Zonder vader en moeder.

Het laatste wat ik mij van de Bernard Loderstraat herinner is het bezoek net na Nieuwjaar, dat zal ergens in de begin zeventiger jaren geweest zijn. Opa was de kerstspulletjes aan het inpakken. Het was geen lang bezoek en om de één of andere reden was het niet een vrolijk bezoek, al weet ik niet waarom.

Opa en Oma werden ziek en moesten naar een verzorgingshuis en daar zijn ze dan uiteindelijk ook overleden.

Ze hebben veel van elkaar gehouden, denk ik, Opa van oma en Oma van opa.

Marcel van der Velpen

Ringebu Oktober 2008

____________________________________________________________________________________________________